ELANDJACHT

D E  E L A N D J A G E N D E  S P I T S H O N D E N

worden gevormd door

Noorwegen

                   de grijze Noorse Elandhond

                  de zwarte Noorse Elandhond 

Zweden

                   de Jämthund 

Finland

                   de Karelische Berenhond

Rusland

                   de Laiki

wat niet wegneemt dat sommige rassen zoals de Noorse Buhund, de Norrbottenspets en de Finse Spits op de eland en/of ander groot wild kunnen jagen doch dit is een uitzondering en aangeleerd. De eerder genoemde honden zijn door de eeuwen heen de specialisten van het jagen op groot wild t.w. de eland, de beer en de lynx.

Ziet men Noorwegen, Zweden en Finland als één gebied dan neemt de grijze Noorse Elandhond de eerste plaats in als jachthond. (Scandinavië wordt gevormd uit Denemarken, Noorwegen en Zweden)

De genoemde elandjagers werken allen op vrijwel dezelfde wijze, n.l.als 'løshund' (loslopende hond) met uitzondering daarop: de zwarte Noorse Elandhond, die voornamelijk als 'bandhund' (aan de lijn) jaagt.

Hoe gaat nu e.e.a. in zijn werk?

In alle beschrijvingen over deze honden kan men lezen dat de mens reeds in de grijze oudheid met deze honden jaagde op een wijze die vrijwel ongewijzigd is en aan regels onderworpen was. Algemeen bekend is, dat de drie landen uitermate secuur met hun bossen omgaan. Kapvergunningen lopen parallel met herplant verplichtingen.

 

Hetzelfde geldt voor de jacht. Voor alles is de jacht een traditie, een onderdeel van de cultuur waar men bijzonder zuinig op is. Wettelijk zijn de jaarlijkse tellingen per aangewezen gebied geregeld en eens per drie jaar moet dit geschieden vanuit de lucht. Al deze gegevens worden door de jachtverenigingen doorgegeven aan een officiële instantie, die op haar beurt de jachttermijnen per gebied en per wildsoort afgeeft. Deze worden maandelijks in de diverse jachtbladen gepubliceerd. Dat is dan ook de reden waarom in al de drie landen zo'n verschil van jachtseizoen bestaat. In Zweden is het seizoen b.v. beduidend langer dan in Noorwegen of Finland. De biotoop voor de eland is in dat land bijzonder gunstig. Een koe zal bij haar eerste worp 1 jong voortbrengen, in de jaren daarop volgend 2 tot 3. Daarnaast hebben ze nauwelijks natuurlijke vijanden, de wolf komt relatief weinig voor, hoewel het aantal de laatste jaren toeneemt. In midden- en noord Zweden is slechts 15% van de grond in cultuur gebracht. Het is daar waar de eland forse schade toebrengt alsmede aan de jonge aanplant aan de rand van het bos. Hun favoriete voedsel is dan ook de jonge twijgjes en de grasachtige plantjes. Al met al worden jaarlijks in deze landen zo rond de 180.000 elanden afgeschoten. 

 

Maar laten wij ons bij de honden, die op de elandjacht van onmisbare waarde zijn, bepalen.

Een jachtvereniging heeft de licentie ontvangen dat men een x-aantal stieren, koeien en kalveren mag afschieten.

De hoofdjachtopziener en de voorzitter bepalen op basis van hun regionale kennis, hoeveel en welke dieren bejaagd mogen worden, maar ook b.v. welke stier persé niet.

Nu heeft het gebied dat zo'n jachtvereniging beheert al gauw een omvang van een provincie Utrecht, vaak aanzienlijk groter wanneer er met andere jachtverenigingen is gefuseerd. Als 'huiswerk' heeft de bewuste vereniging de revieren voor de komende tijd uitgezet op stafkaarten.

Op een vriezende, mistige ochtend komen rond 06.30 de verantwoordelijke jachtopziener, de voorzitter en de groepsleiders bijeen in een jachthut ergens in het bos. Zij beraadslagen welke mannen, ook een enkele vrouw de laatste jaren, wie een vaste post gaan innemen langs de begrenzing van het revier en waar.

Buiten drommen de jagers van die dag bijeen, allen voorzien van een fluorescerende rode band om hun hoofddeksel, en spreken over hun mogelijke kansen van die dag. De honden, die de nacht buiten aan de ketting hebben doorgebracht, ontwaken en rekken zich geeuwend uit.

Dan treedt de jachtopziener naar buiten op het bordes en roept de namen af alsmede welke locatie de betreffende man zal moeten innemen. Vervolgens het aantal elanden wat er die dag afgeschoten mag worden.

Verder wordt bekend gemaakt, wie de mobiele jagers zijn en met welke honden. Tot slot worden de portofoons gecheckt. De mannen gaan naar hun auto's en verdwijnen een voor een langs smalle paadjes het bos in. De honden beginnen te blaffen van opwinding.

Exact een uur later vertrekken de mobiele jagers met hun honden.  Altijd 2 man, veelal slechts twee koppels.

Langs de bosweggetjes ziet men om de 200 tot 500 mtr. rode stippen bij een kleine rookpluim, het zijn de vaste posten die hun koffiepot laten pruttelen boven een puntvuurtje. (Alcohol is op straffe van een jaar schorsing verboden)

Op de afgesproken plek aangekomen, neemt men de helft van het aantal honden mee en gaat terzijde van het weggetje het bos in, honden aan de lijn. Gesproken wordt er niet meer, de oortelefoons van de portofoon worden bevestigd.

Het is doodstil, ook de honden geven geen enkel geluid. Een van de jagers pakt een stukje rendiermos, steekt dit aan om het vervolgens uit te blazen. Nauwkeurig beziet men welke windrichting de rook aangeeft. Uiterst omzichtig bewegen de mannen zich voort, nauwelijks hoort men het breken van de dode takjes in de bodembegroeing, de bosbes.

Dan, opeens, beginnen de honden te neuspiepen, de lijnen staan strak. De mannen overleggen gedempt. De teef, met haar ingeschoren letter van de eigenaar in de flank, wordt losgelaten en snelt weg onder één enkele gilblaf.

Gespannen wachten de mannen af, zo ook de reu. Het lijkt een eeuwigheid later, héél in de verte klinkt een staccato geblaf, strak ritmisch, rond de seconde één. Strak luisteren de jagers uit welke richting het komt. Pakken hun kompas, schatten de afstand en melden dit aan de vaste post en vragen om event. nadere informatie en slaan de richting van het 'standskål' in.

Een eland hoort en ruikt beter dan de hond, zo wordt gesteld, maar ziet tamelijk slecht. Niettemin een gevaarlijke tegenstander van de hond. Op de eerste plaats het gewei, daarnaast het slaan en trappen met de voor- en achterbenen en tenslotte de truc om de hond het water in te lokken en hem aldaar onder water te duwen. Menige hond is gesneuveld of gewond uit de strijd gekomen. Dan houdt de standskål op, de mannen staan stil, weer wordt de windrichting bepaald. Overleg volgt; de reu wordt losgelaten en verdwijnt geluidloos met krachtige sprongen de heuvel op.  Weer wordt gewacht op het signaal van de hond. Heel, heel in de verte hoort men een schot, kort daarop een tweede. Iedereen weet nu dat een eland is gevallen.

Direct daarop 'knettert' de ether van de portofoons over wie, waar, wat. 

Tegelijkertijd, als uit het niets, is de teef bij ons terug, licht hinkend. Begroet de mannen en begint onverzadigbaar te drinken uit een stroompje. Daarna wordt de hond globaal onderzocht, ze heeft kennelijk een klap gehad van òf het gewei òf van de achterbenen van de eland, maar ernstig is het niet. Zekerheidshalve wordt ze aangelijnd.

De mannen drinken een bak koffie uit de gedeukte metalen thermosfles, gesproken wordt er nauwelijks, ze luisteren scherp. Dan klinkt het bevrijdende diepe geblaf van de reu, echter uit een heel andere richting, zeker 45° rechts van de oorspronkelijke richting. Het geluid komt a.h.w. in golven, nu wat harder, dan weer wat zachter. In elk geval achter de, met immens grote stenen bezaaide, heuvel. Hijgend ploeteren de mannen de heuvel op. Op de top gekomen, kijken zij uit over een met goudgele halmen bedekte vlakte waartussen het water glinstert in de zon. In de verte aan de overzijde kunnen zij een miniatuur eland ontwaren, naar beneden zwaaiend met zijn machtig gewei alsof hij door een zwerm horzels wordt lastiggevallen.

De kleine veldkijkers worden voor de dag gehaald. Het is een stier van respectabele omvang, zeker 'n 700 kiloër.

Zij zien de hoog op de benen staande eland steeds verder achteruit het water in gaan om dan weer onverwachts naar voren te springen met de beide voorbenen omhoog teneinde zich van zijn belager te ontdoen. Onversaagd klinkt het zware gebas van de standskål. De eigenaar kijkt gespannen en vol bewondering in de richting van zijn onzichtbare hond, zichtbaar trots op zijn prestatie.

Dan draait de eland zich om en gaat met onvermoede snelheid en gratie dieper het moeras in om even verder af te buigen naar de bosrand. Dit kan de reu niet bijhouden, ondanks de verwoede poging daartoe. Even later komt hij zwaar hijgend bij de jagers terug en gaat uitgeput bij hen liggen. De eland heeft de 'struggle for life' gewonnen.

Het is inmiddels bij twaalven. Over de portofoons klinkt over de diverse kanalen 'mattid' - lunchpauze waarvoor zo'n 1½ uur wordt uitgetrokken. Voor de mannen van de vaste posten een periode om de benen te strekken, voor de mobiele jagers met hun honden een periode om uit te blazen. Sloten koffie wordt er gedronken onderbroken door het gekraak van knäckebrød. Dan, afhankelijk van de af te leggen afstand stappen de vaste posten weer op. Als laatsten gaan de mobiele jagers naar de auto, verwisselen de honden en verdwijnen in tegenovergestelde richting vanwaar ze die ochtend gekomen zijn. Dezelfde zorgvuldige handelingen worden uitgevoerd t.a.v. de windrichting en het voortbewegen. Een voortgaan dat zeer moeizaam gaat, overal zachtjes lispelende stroompjes water vaak uitmondend in een poel. Grote blokken graniet met dik mos begroeid dan weer door sompige moerasgebieden die doorlopend je laarzen willen uittrekken, struikelend over half vergane boomstronken.

De honden hebben weinig last van dit alles, zo lijkt het. Met breed uitgespreide tenen lopen ze schijnbaar moeiteloos over de glibberige rotsblokken en door het water, maar zij geven geen enkele aanduiding dat er elanden in de buurt zijn. 

 Na zo'n 40 minuten wordt een hond losgelaten en gaat op zijn gemak vooruit, keert terug om daarna opzij weer weg te gaan zonder enige interesse zo lijkt het gaat zij een heuvel op, hier en daar snuffelend.

Aan de top staat ze te kijken alsof ze van het uitzicht staat te genieten. Opeens lijkt de hond gespannen te raken, de neus gaat omhoog. Zichtbaar proeft ze de lucht, de jagers komen naderbij, ze loopt wat heen en weer doorlopend snuivend om dan heel ontspannen in een losse draf de helling af te gaan en de volgende weer op. Daarna verdwijnt ze uit zicht. Kort daarna horen we even haar blaf, dan is het weer stil. Ze heeft een eland gevonden maar deze is op de vlucht en zolang de eland loopt geeft de hond geen standskål. Dan zien de jagers langszij de heuvel de eland aanstormen met de hond op de hielen. De beide mannen gaan in dekking en laten de tweede hond los. Deze stuift weg met een omtrekkende beweging om de eland van opzij te benaderen. De eland ziet dat zij, het is een koe, wordt ingesloten, stopt en begint om beurten naar voren uit te vallen en naar achteren te slaan met haar hoeven. Tegelijk beginnen beide honden te blaffen, een aan de voorzijde, de ander van opzij, behendig opzij springend om de klappen te ontwijken. Bijten naar de eland wordt door de honden niet gedaan. Het tafereel speelt zich af op ca. 150 mtr. van beide jagers, die op hun beurt omzichtig naderbij sluipen om een goede schietpositie te verkrijgen.

Een schot galmt door de lucht, even wankelt de eland en valt. 

De beide honden storten zich op het dier en beginnen fanatiek in de vacht te plukken. Dit aanziend geeft de schutter een schot in de lucht ter kennisgeving om vervolgens via de radio de positie op te geven aan de jachtleider. Wanneer de jagers bij de gevallen eland zijn aangekomen, krijgen de nog steeds als bezetene plukkende honden, een kort commando.

Ze gaan opzij, elkaar nauwlettend in het oog houdend of de ander niet opnieuw naar de eland springt. Een tweede commando volgt, beide honden gaan af. De oudste van de twee jagers stroopt de mouwen, trekt zijn jachtmes en snijdt de halsslagader door. Met een enorme vaardigheid verwijdert hij de ingewanden en organen waarvan de honden een aantal stukken toegeworpen krijgen. Binnen 35 minuten is het karwei geklaard.

Ondertussen zijn beide honden tevreden in slaap gevallen, ieder gebruikt daarbij een voorpoot van de eland als hoofdkussen, de opdracht is voltooid.

Voor het bericht om 15 uur over de portofoons doorkomt van 'einde jacht' worden er nog twee elanden geschoten, afgaande op de signaal schoten. Bij elke geschoten eland blijft een man achter die een aanvang maakt met het ontleden van de eland in draagbare delen. De rest gaat naar de afgesproken verzamelplaats. Onder de leiding van de voorzitter van de vereniging worden de manschappen verdeeld over het aantal geschoten elanden.

Daarmee vangt letterlijk het zwaarste deel van de jacht aan, het transporteren van de eland naar de plaats waar de aanhangwagens staan. Loodzwaar wordt een dijbeen op de schouder wanneer je naar een hoger gelegen bosweg moet ploeteren!

De jachtverenigingen in het zuiden staan er financieel kennelijk vaak beter voor, zij hebben dikwijls een klein soort voertuig voorzien van rupsbanden waaraan een metalen bak met de vorm van een roeiboot hangt. Deze glijdt over alle oneffenheden heen tot op de moeilijkst bereikbare plaatsen.

Elke vereniging heeft een klein abattoir, uiterst helder en schoon. Daar aangekomen worden de elanden gevild, deels met de hand, deels machinaal. Dikwijls ziet men hier jongelui onder het toezicht van ervaren ouderen het villen, het ontleden en wat er zoals bijkomt in praktijk brengen. Het vlees van het geschoten dier vervalt aan de vereniging, die het op haar beurt verdeelt onder de leden. Alleen de trophee, het gewei, wordt overgedragen aan de schutter.                                                                                        Het is donker wanneer de jagers vermoeid maar tevreden huiswaarts keren.

 

Een enkele noot tot slot:

  • In de landen buiten Noorwegen, Zweden en Finland spreekt men dikwijls over een 'eigenzinnige' hond doch wanneer men het bovenstaande leest, begrijpt men dat de elandjagende hond zelf een situatie moet beoordelen en er zelfstandig en vastberaden naar handelt. De dikwijls gegeven betiteling van 'eigenzinnig' moet dan ook die van 'zelfstandig' zijn.

 

Naschrift

  • Vaak is men van mening, of wordt er zelfs beweerd dat de honden bijtgraag zijn, omdat ze naar de poten van de eland bijten en ze zo vasthouden.

     Dit is een fabel, ze blaffen het wild alleen aan om aan te geven waar het wild zich bevindt en  alleen dan  wanneer het tot staan is       gebracht.  Jagende vogelhonden volgen inhoudelijk hetzelfde principe.

  • Vermoedelijk voortvloeiend uit de gedachte dat deze honden door bijten het wild tot staan brengen, wordt door "deskundigen" gesteld dat men beter geen hond moet importeren die uit werkende ouders komt. Volkomen onlogisch! Immers wanneer er rivaliteit zou bestaan tussen jager en hond zou een jacht nooit succesvol kunnen verlopen. Het bijten/plukken van de hond in de vacht van de eland is een oerinstinct waarmee de hond zijn overwinning aangeeft en tegelijkertijd zijn spanning ontlaadt.

                   

©   Kennel 'fra Laikahuset'  - Januari 1992